Steeds vaker wordt gekeken of payrolling bruikbaar is om een arbeidsrelatie vorm te geven. Bij payrolling zijn altijd drie partijen betrokken. De drie partijen zijn de payrollonderneming, de opdrachtgever en de werknemer. De vraagt is nu wat de rechtsverhouding tussen deze partijen is en wat je hieruit kunt concluderen.

Het idee achter payrolling is dat tussen de opdrachtgever en de werknemer (formeel) geen arbeidsovereenkomst bestaat. Er bestaat een payrollovereenkomst, welke als arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt, tussen de payrollondernemer en de werknemer. Eén van de gevolgen hiervan zou zijn dat de opdrachtgever niet te maken krijgt met de arbeidsbeschermingsregels. De beschermingsregels zouden gelden tussen de payrollonderneming en de werknemer. Daarnaast geldt tussen de payrollonderneming en de opdrachtgever een overeenkomst van opdracht.

Wat is dan de verhouding tussen de opdrachtgever en de werknemer? De werknemer is tenslotte verplicht werkzaamheden te verrichten ten gunste van de opdrachtgever (arbeid). Ook houdt de opdrachtgever toezicht op en geeft leiding over de werkzaamheden van de werknemer (gezagsverhouding). Dit zijn twee van de drie elementen om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW). Het derde element is dat de werknemer salaris voor de verrichte werkzaamheden van de opdrachtgever dient te ontvangen. Het salaris wordt echter betaald door de payrollonderneming. Om te beoordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst moeten de drie elementen feitelijk worden nagegaan. Het kan dus zijn dat partijen niet bedoeld hebben een arbeidsovereenkomst te sluiten, maar dat partijen in de praktijk feitelijk uitvoering geven als ware het een arbeidsovereenkomst. In dat geval is er sprake van een arbeidsovereenkomst. Ook het omgekeerde kan het geval zijn. In het geval van payrolling wordt, zoals hierboven aangegeven, voldaan aan de vereisten van arbeid en gezagsverhouding. Het vereiste van beloning is het discutabele element. De payrollonderneming betaalt het loon van de werknemer. Dit kan niet betekenen dat de opdrachtgever geen loon verschuldigd is aan de werknemer. Er wordt namelijk arbeid verricht voor de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft uitbetaling van het loon uitbesteed aan de payrollonderneming. Met dit gegeven wordt een het looncriterium voldaan. Er is dus sprake van een arbeidsovereenkomst tussen de opdrachtgever en werknemer.

De conclusie is dat er tussen de werknemer en de opdrachtgever een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen als aan de drie criteria (arbeid, gezagsverhouding en beloning) is voldaan. Dit betekend dat het door sommige opdrachtgevers beoogde doel, het afwentelen van de beschermingsregels voor werknemers, door middel van payrolling niet wordt bereikt.

Door: J.P. Voorn