In civiele rechtszaken bepaalt de rechter of een geluidsopname, waarvan de tegenpartij niet weet dat deze is opgenomen, wel of niet als bewijsmateriaal gebruikt mag worden.
Zo was er een zaak waarin een stel twee jaar lang een relatie had. In deze periode heeft de meneer A mevrouw B in totaal een bedrag van €2.800,- geleend.
Echter beweerde mevrouw B dat dit ging om een schenking en niet om een lening.
Wat zij niet wist is dat meneer A een geluidsopname had gemaakt van het moment wanneer de lening aanvaard werd. Op dit geluidsfragment is duidelijk te horen dat mevrouw B het volledige bedrag zal terugbetalen en het dus zeker niet om een schenking ging.
Meneer A heeft dit geluidsfragment als bewijs gebruikt in de rechtszaak die later gehouden werd.
Mevrouw B beweerde al snel dat de geluidsopname onrechtmatig verkregen was en daarom niet gebruikt mocht worden. Ze was op dat moment tenslotte niet op de hoogte dat het gesprek opgenomen werd.
Omdat het hier gaat om een civiele zaak, bepaalt de rechter of deze geluidsopname wel of niet als bewijs gebruikt mag worden.
De rechter was van mening dat dit bewijsstuk niet gebruikt mocht worden. Het hof daarentegen wel. Het hof vond het enkele feit dat het gesprek zonder medeweten en toestemming van mevrouw B door meneer A is opgenomen, niet automatisch een reden dat de opname niet gebruikt mocht worden.
Het hof gaf aan dat er in civiele procedures vrijwel alle middelen als bewijs gebruikt mogen worden.
Pas wanneer er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat er van deze hoofdregel afgeweken moet worden, kan het zijn dat een bewijsstuk uitgesloten wordt.
Hier was in deze zaak echter geen sprake van. Daarbij liet het Hof weten dat meneer A er belang bij had om de geheime opname als bewijs in te dienen.
De opname toonde tenslotte aan dat er sprake was van een lening en zeker niet een schenking. Mevrouw B is in deze zaak veroordeeld tot het terugbetalen van de lening inclusief rente aan meneer A.