Per 1 oktober 2012 wordt het algemene BTW -tarief verhoogd van 19% naar 21%. Dat zorgt voor veel vragen bij ondernemers. Zij zullen moeten bepalen wanneer zij 19% of 21% in rekening moeten brengen. Bovendien zullen ze zich dan afvragen of zij door vooruitbetalen, of het eerder uitreiken van facturen, alsnog het oude tarief 19% kunnen toepassen. En is het voor ondernemers mogelijk om de BTW -verhoging door te berekenen aan de afnemers?
Net als bij de vorige verhoging in 2011 is er een overgangsregeling getroffen voor de verhoging van het algemene BTW -tarief van 19% naar 21%. De hoofdregel van deze overgang is dat het moment van presteren bepaalt of ondernemers 19% of 21% BTW in rekening moeten brengen.
Het (oude) algemene tarief van 19% blijft van toepassing op de vóór 1 oktober 2012 verrichte prestaties. Dit geldt ook als de ondernemers de factuur op of na 1 oktober uitreiken en/of de betaling op of na 1 oktober ontvangen.
Op de facturen van prestaties die ondernemers verrichten vanaf 1 oktober 2012, maar die al voor 1 oktober 2012 worden gefactureerd, mag al 21% BTW in rekening gebracht worden. Op grond van de overgangsregeling wordt voorkomen dat ondernemers na 1 oktober 2012 aanvullende facturen moeten sturen voor het verschil tussen 19% en 21%. Op het moment dat de factuur met 21% BTW aan de afnemer wordt uitgereikt, mag hij deze aftrekken.
Indien het toch fout gaat en de voor de gefactureerde en/of ontvangen betalingen die na 30 september zijn verricht toch 19% in rekening is gebracht moeten ondernemers het verschil tussen 19% en 21% alsnog betalen aan de fiscus middels de eerst volgende BTW aangifte.
Ondernemers kunnen op basis van de BTW -wetregeling de verhoging van de btw verhalen op hun afnemers. Contractueel overeengekomen afspraken die in strijd zijn met deze wettelijke regeling, zoals een afgesproken prijs inclusief 19% btw, zijn nietig.