Een bestuurbare onderneming

In een BV komt het vaak voor dat de aandelen tussen de twee aandeelhouders verdeeld zijn (beiden evenveel stemrechten). Als er dan een voorstel wordt gedaan en de stemmen staken, wat gebeurd er dan met dat voorstel?

De eerste mogelijkheid, en vaste klanten die in deze situatie (komen te) verkeren adviseren wij dit ook om te doen, is om zoveel mogelijk op papier te zetten. Zolang het namelijk goed gaat is het veel gemakkelijker en fijner dingen af te spreken. Wat betreft een manier om een eventuele padstelling bij een te nemen aandeelhoudersbesluit op te lossen is bijvoorbeeld een overeenkomst met een geschillenregeling. Het meest voorkomende in een dergelijke overeenkomst is dat er scheidsmannen worden benoemd (drie is het meest gebruikelijke aantal) die in geval van staken van de stemmen beslissen.

Wilt u een dergelijke overeenkomst opstellen dan adviseren wij u contact op te nemen, er komen namelijk meer dingen om de hoek kijken dan u denkt. Om maar iets te noemen “wanneer is er sprake van een geschil?” Probeer er in ieder geval voor te zorgen dat er iets geregeld is voor de meeste enigszins voorzienbare situaties. Denk dan bijvoorbeeld aan het plotseling heel erg groeien van jullie bedrijf. Of juist de situatie dat het ineens wat tegenzit en voor het voortbestaan van de onderneming adequaat harde beslissingen moeten worden genomen.

Een tweede mogelijkheid is om ‘wipaandelen’ uit te geven aan een onafhankelijke derde. De aandelen zijn in dat geval als volgt verdeeld: 48% voor X, 48% voor Y en 2% voor D. In het geval X en Y (de DGA’s) het niet eens zijn geeft D (de wipaandelen) de doorslag. Om er vervolgens voor te zorgen dat deze D niet met de volle winst mee profiteert en slechts voor dit soort situaties aandeelhouder is kunt u preferente aandelen aan D toekennen met bijvoorbeeld alleen stemrecht.

Andere vorm van padstelling

Niet helemaal hetzelfde, maar wat ook de besluitvorming kan frustreren is een aandeelhouder met een klein percentage aandelen. Doordat deze zich formeel kunnen opstellen zou dat ten koste kunnen gaan van de efficiëntie.

Als de grootaandeelhouder minstens 95% van de aandelen heeft kan die grootaandeelhouder de klein aandeelhouder(s) uitkopen. Zij zijn dus verplicht aan die uitkoop mee te werken. Als een aandeelhouder slechts 1/3 van de aandelen heeft is het ook mogelijk de andere aandeelhouder(s) uit te kopen. Echter moet dan zijn dat de andere aandeelhouder(s) de bedrijfsvoering aan het frustreren is(/zijn).